Project: Carnitine supplementation as a therapy to improve insulin sensitivity in Type 2 diabetic patients with low carnitine status
Onderzoeker: Dr. Vera Schrauwen-Hinderling
Looptijd: 2017 - 2019
Fonds: Diabetes Fonds
Auteur: Diana de Veld
Het aantal behandelopties voor patiënten met type 2 diabetes is beperkt. Onderzoekers van Maastricht UMC+ onderzoeken met steun van ZonMw en het Diabetesfonds of het voedingssupplement carnitine kan helpen. De resultaten zijn veelbelovend: na 90 dagen bleken de suikerhuishouding van spieren en lever sterk verbeterd.
Ongeveer een miljoen Nederlanders hebben type 2 diabetes. Patiënten kunnen veel baat hebben bij gewicht verliezen, gezonder eten en meer bewegen. Daarnaast zijn er medicijnen beschikbaar, zoals metformine, en een deel van de patiënten spuit insuline. Biochemicus en beeldvormingsexpert dr. Vera Schrauwen-Hinderling, Maastricht UMC+, werkt aan nieuwe behandelingen en nieuwe onderzoekstechnieken met behulp van MR-spectroscopie. Met steun van ZonMw onderzoeken zij en haar collega’s of een voedingssupplement de suikerhuishouding kan verbeteren. ‘Het gaat om de stof carnitine’, vertelt ze. ‘Je krijgt die binnen via de voeding - het zit onder meer in vlees, vis en eieren.’
Carnitine heeft meerdere functies in het lichaam en één daarvan zou gunstig kunnen zijn voor de suikerhuishouding. ‘Als er veel vetten en glucose worden verbrand, neemt de concentratie van de stof acetyl-CoA in de spieren toe’, legt Schrauwen-Hinderling uit. ‘Die stof remt de verdere afbraak van glucose. Bij diabetespatiënten is zo’n rem op glucoseafbraak ongewenst, want zij hebben juist te veel glucose in het bloed.’ Er is echter een stof die de remmende stof acetyl-CoA afvoert uit de spieren: acetylcarnitine. ‘De hypothese is dat carnitine kan helpen bij de aanmaak van acetylcarnitine, waardoor carnitine indirect bijdraagt aan de afvoer van acetyl-CoA. Dat zou voorkomen dat acetyl-CoA de afbraak van glucose remt.’ Of die hypothese klopt, weet Schrauwen-Hinderling nog niet. ‘We hebben de biochemische routes nog niet bestudeerd’, zegt ze.
Met steun van ZonMw en het Diabetesfonds onderzocht Schrauwen-Hinderling of carnitinesupplementen de bloedsuikerhuishouding in de spieren en de lever van diabetespatiënten kan verbeteren. Ook wilde zij het werkingsmechanisme van carnitine in de spier ontrafelen. In het project, dat liep van 2017 tot 2020, werden 32 patiënten geïncludeerd. ‘Zij slikten gedurende 90 dagen driemaal daags drie carnitinetabletten bij de maaltijd’, zegt Schrauwen-Hinderling. ‘Van tevoren bepaalden we de carnitinestatus in de spieren met een door ons ontwikkelde techniek, gebaseerd op MR-spectroscopie. Ons idee was dat patiënten met een lage carnitinestatus wellicht meer baat zouden hebben.’
Dat laatste bleek niet het geval, maar het effect van carnitine was wél heel positief, ongeacht de carnitinestatus bij aanvang. ‘De suikerhuishouding in zowel lever als spieren was na 90 dagen sterk verbeterd’, licht Schrauwen-Hinderling toe. ‘Dat konden we meten met een euglycemische clamptest: een test waarbij we eerst insuline toedienen via een infuus en daarna de glucosespiegel constant proberen te houden met een glucose-infuus.’
Hoe werkt zo’n test? ‘Insuline zorgt bij de mens op twee manieren voor een verlaging van de glucosespiegel: de lever gaat minder glucose produceren én spieren gaan glucose opslaan’, legt Schrauwen-Hinderling uit. ‘Bij type 2 diabetes is de gevoeligheid voor insuline te laag, waardoor beide regelmechanismes spaak lopen. Je merkt dat in de test doordat je minder glucose hoeft toe te dienen om de suikerspiegel constant te houden.’
Uit de clamptesten bleek dat zowel spieren als lever beter reageerden op insuline door gebruik van carnitine. ‘Daarnaast konden patiënten beter opstaan en gaan zitten en verder wandelen. Ook verbeterde hun geheugen. Maar deze bevindingen zijn minder betrouwbaar – er was namelijk geen controlegroep om te compenseren voor eventuele placebo-effecten.’
De bloedsuikerspiegel in het dagelijks leven en de vetstapeling in de lever leken ook lager, maar dit was nog niet statistisch significant. ‘Mogelijk komt dat doordat niet iedereen er baat bij heeft, zoals we overigens ook bij de clamptesten zagen’, merkt Schrauwen-Hinderling op. ‘We proberen nu uit te zoeken waarom sommige mensen wel goed reageren en andere niet. Het ligt dus in ieder geval niet aan de carnitinestatus bij aanvang en ook niet aan BMI of leeftijd. We hebben bij de patiënten spierbiopten afgenomen en gaan die nu verder analyseren om te zien of we daarin een verklaring vinden.’
Carnitine is al vrij verkrijgbaar als voedingssupplement en als geneesmiddel voor bepaalde andere aandoeningen. ‘De veiligheid is dus al onderzocht, dat is een groot voordeel’, zegt Schrauwen-Hinderling. ‘Maar voordat we kunnen zeggen dat diabetespatiënten het moeten gaan slikken, moeten er eerst echt grote studies met een controlegroep worden gedaan. Mochten die laten zien dat patiënten er in het dagelijks leven van profiteren, dan kan carnitine waarschijnlijk vergoed worden.’ Heeft Schrauwen-Hinderling plannen voor zulke grote studies? ‘Wij zijn vooral goed in het gedetailleerd bestuderen van kleinere aantallen patiënten. Ik hoop dat we met ons vervolgonderzoek kunnen aantonen welke patiënten er wel baat bij hebben en welke niet, daarna kunnen andere onderzoekers grote studies gaan opzetten.’
Diabetesfonds enthousiast
Dr. Joya Nahon, specialist Kennis en Innovatie bij het Diabetesfonds, is enthousiast over de studie.
‘Mochten de resultaten in grotere groepen overeind blijven, dan zou dit voedingssupplement in de praktijk toegepast kunnen worden. Dat is fijn, want daarmee kan deze behandeling de kwaliteit van leven voor patiënten met diabetes type 2 hopelijk verbeteren.’