2011

 

ZonMw Parel voor gentherapie tegen erfelijke vetstofwisselingsziekte met ontstekingen van de alvleesklier

Project: Gene therapy for LPL deficiency  
Onderzoeker: Prof. dr. John Kastelein

Patiënten met de erfelijke vetstofwisselingsziekte LPL-deficiëntie hebben veel minder vaak last van een ontsteking van de alvleesklier als zij behandeld worden met gentherapie. De behandeling is veilig en zorgt voor een aanmerkelijke daling van de hoeveelheid vet in hun bloed. Deze nieuwe behandeling, die ontwikkeld is door de afdeling Vasculaire Geneeskunde van het Academisch Medisch Centrum in Amsterdam in samenwerking met het bedrijf AMT, heeft gentherapie weer op de kaart gezet.

Tijdens de viering van het tienjarig bestaan van ZonMw in 2011 ontving prof. dr. John Kastelein van het AMC de ZonMw Parel voor zijn baanbrekende gentherapie-onderzoek. De behandeling bleek patiënten met de erfelijke vetstofwisselingsziekte LPL-deficiëntie te beschermen tegen ontstekingen van de alvleesklier. LPL-deficiëntie kon tot dusver niet behandeld worden. Het onderzoek, dat werd uitgevoerd in het AMC in Amsterdam in samenwerking met het bedrijf AMT, geeft hoop dat de beloften van gentherapie eindelijk worden ingelost. Bij LPL-deficiëntie is het lichaam niet of nauwelijks in staat is om het enzym Lipoproteïne Lipase (LPL) te produceren. Dat komt doordat het gen voor LPL niet goed werkt. LPL is noodzakelijk voor de afbraak van vetten. Bij deze ziekte zijn daardoor grote hoeveelheden vetdeeltjes in het bloed aanwezig. Patiënten lijden aan terugkerende ontstekingen van de alvleesklier. Deze zijn vaak bijzonder pijnlijk en kunnen leiden tot een levensbedreigende ontsteking van het buikvlies. De ontsteking kan ook de cellen in de alvleesklier aantasten die het hormoon insuline produceren. De patiënt krijgt dan suikerziekte (type 1 diabetes).

---


‘Gentherapie kan mogelijk ook niet-erfelijke ziekten genezen. Het lichaam van de patiënt maakt dan zijn eigen medicijn’

---

 

Gentherapie

Een gen is een gedeelte van het DNA in de celkern dat het 'recept' bevat voor de bereiding van een eiwit. In dit geval LPL. Bij gentherapie is het alsof men het recept voor een nieuw gerecht binnenbrengt in de keuken van een restaurant en zorgt dat de koks dit gaan bereiden. Om het LPL-gen in (spier)cellen in te brengen, gebruikt men een aangepast virus. Deze benadering is jaren geleden ontwikkeld, maar wereldwijd waren er veel tegenslagen bij de eerste toepassingen van gentherapie. Intussen zijn de problemen grotendeels overwonnen. De succesvolle klinische proeven met gentherapie tegen LPL-deficiëntie bieden hoop voor de behandeling van andere erfelijke aandoeningen die veroorzaakt worden door een beschadigd gen. Gentherapie kan mogelijk ook niet-erfelijke ziekten genezen. Door een gen in cellen te introduceren kan men de cellen een genezend eiwit laten maken. Het lichaam van de patiënt maakt dan zijn eigen medicijn.

Het ZonMw programma Translationeel Gentherapeutisch Onderzoek, dat gefinancierd wordt door het ministerie van VWS, is gericht op het toepasbaar maken van gentherapie voor de klinische praktijk. Ook de ontwikkeling van gentherapie voor LPL-deficiëntie door Kastelein en dr. Erik Stroes is vanuit dit programma gesubsidieerd. De verdere ontwikkeling van de behandeling is in handen van het bedrijf Amsterdam Molecular Therapeutics (AMT). Naar verwachting zal de EMA, de Europese autoriteit op het gebied van geneesmiddelen in de loop van dit jaar een uitspraak doen over de toelating van deze gentherapie tegen LPL-deficiëntie op de Europese markt.

Arrow-prev Arrow-next