Project: Boosting the immune response to prevent cancer: Frameshift neopeptide-derived antigens as novel tumor specific targets for immune therapy in hereditary colorectal cancer
Onderzoeker: Prof. dr. Jolanda de Vries
Looptijd: 2014 - 2019
Auteur: John Ekkelboom
Immunotherapie lijkt veelbelovend als behandeling voor kanker. Onderzoekers van het Radboudumc kijken naar de mogelijkheden om zo melanomen te bestrijden en darmkanker bij patiënten met het Lynch-syndroom te voorkomen. Dendritische cellen spelen hierbij een sleutelrol.
Jolanda de Vries, hoogleraar immunologie aan het Radboudumc in Nijmegen, legt uit dat dendritische cellen de spil zijn van ons afweersysteem. `Het zijn de generaals die de andere afweercellen – de soldaten – aansturen om bacteriën en virussen te doden. Daarnaast zijn ze ook in staat die soldaten opdracht te geven tumorcellen aan te pakken. Van dat laatste fenomeen maken wij gebruik om kanker via immunotherapie te bestrijden.’
Een van de Nijmeegse onderzoekslijnen betreft darmkanker bij mensen met het Lynch-syndroom. Bij deze erfelijke aandoening werkt een reparatiegen niet goed, dat normaal de defecten bij nieuwgevormde darmcellen corrigeert. Dragers hebben daardoor tot 70% kans op het krijgen van darmkanker. De Vries en haar collega’s proberen met preventieve immunotherapie dit te voorkomen. Daarvoor hebben ze een vaccin ontwikkeld met uit monocyten gekweekte dendritische cellen. In het laboratorium zijn deze cellen met tumoreiwit zó afgericht, dat ze afweercellen instrueren om Lynch-tumorcellen te vernietigen.
De onderzoekers hebben eerst drie Lynch-patiënten met darmkanker en vervolgens twintig gezonde dragers van het defecte gen gevaccineerd. De Vries: `In beide gevallen zagen we goede immuunresponsen. Het mooie was dat het afweersysteem van de gezonde groep juist veel heftiger reageerde. Bovendien bleek de aanpak veilig en ontstond er geen auto-immuniteit. De vraag nu is of je hiermee ook darmtumoren kunt voorkomen. Dat weten we nog niet. Daarvoor zou je grote groepen mensen met het Lynch-syndroom na vaccinatie lange tijd moeten volgen.’
Een andere tumorsoort die de Nijmeegse groep met immunotherapie te lijf wil gaan, is het melanoom, een kwaadaardige vorm van huidkanker. Daarvoor gebruiken de wetenschappers een ander type dendritische cellen die direct uit het bloed van de patiënten zijn geïsoleerd en daarna bijgeschoold. Vijftien patiënten met melanomen in het eindstadium werden hiermee gevaccineerd. De Vries zag ook bij hen een adequate immuunrespons optreden. `Die reactie was veel breder. Meer van het type I-interferon-respons. We konden geen afweer tegen de tumor meten, maar deze patiënten overleefden wel langer. Normaal is dat zo’n zes maanden en met dit vaccin gemiddeld twee jaar.’
Voor een nog lopende gerandomiseerde dubbelblinde fase III-studie hebben de Nijmeegse onderzoekers aan dit melanoomvaccin een subtype dendritische cellen toegevoegd die al eerder een immuunrespons liet zien tegen melanoomcellen. Hiervoor zijn 150 patiënten geïncludeerd, van wie een derde een placebo en de overige deelnemers het combinatievaccin kregen. Bijzonder is dat deze therapie al voorwaardelijk is toegelaten tot het basispakket zorgverzekering. Het onderzoek zelf wordt evenals de andere genoemde translationele studies gefinancierd door ZonMw. De Vries benadrukt dat dankzij deze financiële steun het mogelijk is de kennis omtrent immunotherapie te vergroten en daarmee de kans op een succesvolle behandeling.
Over de laatste melanoomstudie kan de hoogleraar immunologie nog weinig kwijt. Wel weet ze dat er wederom een goede immuunrespons optreedt. `Maar het lijkt erop dat de tumorvrije periode niet toeneemt. Het zijn melanoompatiënten die in een minder ver gevorderd stadium zitten. We moeten uitzoeken waarom het effect nu tegenvalt. Verder hopen we met fundamenteel onderzoek immunotherapie te optimaliseren. Het mooiste zou zijn als we dendritische cellen ooit direct in het lichaam kunnen moduleren, zodat ze de soldaten van de afweer het gewenste werk laten doen.’